De nozems van de klassieke muziek
De zomer zal nooit verdwijnen, een single van Ard Eggens, was een van mijn allereerste klussen als arrangeur.
Tot diep in de jaren ‘70 werd dit soort producties nog met echte strijkers opgenomen, ook al waren de synthesizers inmiddels aan hun opmars begonnen.
Een selectie uit Pluche - eerste, tweede en altviool - stond onder leiding van Willem Wolthuis en hiermee werd een aantal keren overgedubd. Verder Marcus Hoekstra op trompet, waarschijnlijk Jan Groenink op drums, ik op toetsen en Jur Eckhardt op basgitaar plus de productie. Mieke Bom, die ik kende van het folkrock duo Sundown zong de tweede stem. De opname werd gemaakt in de Flowertree Studio in Erica (onder Emmen), toen de enige meer-sporenstudio in Noord-Nederland, voor er sprake was van Studio Spitsbergen in Zuidbroek.
Luchtviool
Tijdens mijn conservatoriumopleiding had ik cello als bijvak genomen en mijn vader was een niet onverdienstelijk amateurviolist.
Daarom wist ik al, dat de op- en afstreek voor strijkinstrumenten van belang is.
Toen ik de vioolpartijen had uitgeschreven, moest ik die streken er nog aan toevoegen. Ik zie mezelf nog zitten op mijn studentenkamer met de partijen voor me, en hoe ik al luchtviool spelend me probeerde in te leven in de rol van violist.
Een kansloze missie: op of af, of toch eerst af en dan op? Gelukkig nam ik de beste beslissing die je als beginnend arrangeur kunt nemen bij dit soort vragen: neem contact op met de instrumentalist in kwestie. Musici vinden dat niet raar en vertellen je graag over hun instrument.
Willem Wolthuis lachte toen ik hem vertelde over mijn probleem: “Welnee joh, dat noteren we zelf wel.”
Toen ik later zelf met Pluche optrad, kreeg ik door dat ze het onderling lang niet altijd eens waren over die streken.
Na de singles met Ard Eggens heb ik voor North Star Productions, van Eddy Harms en Jur Eckhardt, nog een aantal strijkersarrangementen geschreven voor twee lp’s van schlagerzanger Dennie Cristian.
Daarna volgden een Duitstalige lp Doch Ich Leb’ van Marjol Flore, waarvoor we een Edisonnominatie kregen en de lp PS With Love van Peter Schneider. Jur Eckhardt deed de productie en ik schreef de arrangementen. De strijkers waren leden van Pluche plus andere musici uit het Noord-Nederlands Orkest en verder instrumentalisten uit de jazz- en popscene zoals Peter Tjeerdsma, Erwin Java en Thijs van Leer. Inmiddels namen we het merendeel op in Studio Spitsbergen in Zuidbroek.
Ook speelden de strijkers van Pluche op de lp Homesick Home van de band Social Security waarvoor Michiel Hoogenboezem de productie deed.
Pianist in duobaan
Pluche bleek een succesformule. Na een optreden op de televisie werd Kannst Du pfeifen, Johanna? een hit. Het nummer stond in 1977 enkele weken in de Nederlandse hitparade. Ze traden zelfs op in Avro’s TopPop. Optredens in binnen- en buitenland volgden. Pluche werd vooral bekend in Duitsland met televisieoptredens voor WDR, NDR en ZDF. In Nederland trad het orkest op in de programma's van ondermeer Sonja Barend, Tineke de Nooij en Ivo Niehe. In totaal maakte Pluche vijf lp’s.
In deze uitzending op de Duitse tv zit Rob Smit achter de piano.
Pianist/arrangeur en medeoprichter Klaas Wiersema, die onder de artiestennaam Carlo Vièrez ook in het orkest van Malando had gespeeld, hield er na een poosje mee op en werd opgevolgd door Cor Knoop. Toen ook die te kennen gaf te willen stoppen, werd ik in 1982 gebeld door Willem Wolthuis met de vraag of ik bereid was Cor Knoop te vervangen. Pianist Rob Smit speelde toen al sinds 1961 met Willem in Romanesca, een kleinere bezetting met repertoire dat voor een groot deel overeenkwam met dat van Pluche.
Omdat ik in 1982 nog toerde met cabaretier Rients Gratama en het Kwartet John Eskes, kon ik niet alle geplande concerten met Pluche spelen. Daarom werd er toen een duobaan gecreëerd, waarin Rob Smit en ik elkaar afwisselden als pianist.
Simon wijst de weg
In de repertoirekeuze, de bezetting – eerste viool, tweede viool, altviool, cello, contrabas, piano, slagwerk - plus de visuele presentatie van Pluche was bewust gekozen voor de uitstraling van een chic salonorkest uit vervlogen dagen.
Maar zonder die entourage waren de orkestleden op zich al een bonte verzameling paradijsvogels die het beeld van brave symfoniemusici deden kantelen.
Stehgeiger Willem Wolthuis was ook jazztrombonist en kon zelfs swingen en improviseren op zijn viool, wat een zeldzame combinatie is. Daarnaast timmerde hij ook als kunstschilder aan de weg.
Tweede violist Wolter Gratama had, na vijf jaar medicijnen te hebben gestudeerd, toch de voorkeur gegeven aan een leven als musicus. Daarnaast handelde hij in Amerikaanse auto’s. Pluche reed dan ook over de wereld in twee benzine slurpende jaren‘50sleeën die niet misstaan hadden in een Elvis Presley film.
Altviolist Rudolf Blesing, een ras Amsterdammer uit de Jordaan, cellist Harry Hulst en bassist Piet Rikkers waren veel geziene gasten in het Groningse uitgaansleven, en daar kan het heel gezellig zijn!
Simon Blazer, wiens voorkomen een opvallende overeenkomst met Karl Marx vertoonde, was de slagwerker die het zachtst kon spelen van alle drummers met wie ik ooit gewerkt heb. Volgens mij was hij ook één van de aardigste mensen die op deze aardbol hebben rondgelopen. Maar Simon deed meer: hij zaagde en timmerde de lessenaars die door Willem werden voorzien van passende antieke beschildering, hij zorgde voor de rekwisieten en de partijen en hij kon kaartlezen, wat opvallend veel musici niet kunnen.
Op weg naar een concert ergens in de buurt van Hamburg zat Willem achter het stuur van de voorste slee met naast zich Simon die de kaart met de door hem uitgestippelde route op schoot had en aanwijzingen gaf. Ik zat op de achterbank en in de andere auto volgden Wolter, Rudolf, Harry en Piet. Twee 27mc bakkies zorgde voor de onderlinge communicatie. De route voerde ons langs landelijke weggetjes, door stadjes, dorpjes en om de haverklap reden we stapvoets achter een tractor.
In de pauze van het concert vroeg ik Simon of de terugreis via dezelfde route was gepland. Toen hij dit bevestigde, vroeg ik of ik die kaart eens mocht zien. Een paar kilometer naast de kronkelroute van Simon lagen kaarsrechte degelijke Duitse Autobahnen.
Toen ik hem daarop wees, kwam er als bezwaar dat dit kilometers langer zou zijn dan zijn uitgekiende route.
Mijn argumenten dat we ‘s avonds in die dorpjes weleens last van dronken weggebruikers zouden kunnen krijgen en dat het rijden langs smalle onverlichte wegen extra vermoeiend en gevaarlijk is, werden gelukkig omarmd door de chauffeurs Willem en Wolter.
Het scheelde anderhalf uur reistijd.
Omdat ik maar een jaar bij Pluche heb gespeeld, sta ik niet op promotiefoto's. Pianist Cor Knoop staat hier nog op.
Pluche dineert op het toilet van het Haags Congrescentrum
Filmsterren
In 1982 werden we gevraagd om mee te doen aan een speelfilm. Het ging om de verfilming van het boek van Frederik van Eeden Van de koele meren des doods uit 1900. Nouschka van Brakel was de regisseur en Renée Soutendijk speelde de hoofdrol.
Het verhaal speelt rond 1850 en beschrijft het leven van Hedwig Marga de Fontayne.
Kasteel De Haar in Haarzuilens
In een historische balzaalscène figureerden wij als dansorkest. We playbackten tijdens de beeldopnames, want de muziek hadden we eerder al opgenomen in de Flower Tree Studio in Erica. Die bandopname werd steeds gedraaid op de set en later onder de film gemonteerd. De filmlocatie was kasteel De Haar in Haarzuilens bij Utrecht. Uiteindelijk waren we piepklein op de achtergrond te zien in een shot dat niet langer dan vijf seconden duurde, maar daar waren we wel een lange dag zoet mee geweest. In de trailer waaruit de still is gemaakt, zijn we linksboven te zien.
Een paar weken voor de opnamen hadden we Nellie van der Sijde begeleid bij AVRO’s Muzikaal Onthaal waar zij Der Letzte Walzer uit 1920 van Oscar Straus had gezongen (met één s want geen familie van Johann c.s.). De filmregie had ons gevraagd of we een Weense wals op het repertoire hadden staan. Met een paar kleine aanpassingen konden we het arrangement van Walter Kalischnig van Der Letzte Walzer ook instrumentaal vertolken. Een volledige opname van die versie heb ik niet en daarom heb ik hier de opname met Nellie gebruikt.
Historisch verantwoord
Sommige leden van Pluche droegen tijdens onze concerten ouderwetse brilletjes, omdat een moderne bril natuurlijk zou vloeken bij de antieke kostumering van Pluche. Voor de filmopnames werden die brilletjes onderworpen aan een strenge keuring door medewerkers van de afdeling kostumering en rekwisieten. Zo nodig werden sommige vervangen door exemplaren die er wel negentiende-eeuws genoeg uitzagen. Dit werd zelfs ter plekke in historische naslagwerken geverifieerd.
Wonderlijk - dat de muziek die wij speelden, zeventig jaar na dato was gecomponeerd, geen enkel bezwaar opriep, terwijl die toch luid en duidelijk te horen was. Terwijl, die brilletjes … nou ja, kijk maar eens naar de still.
Hier wordt Simon net als wij allemaal grondig geschminkt.
Het gaf ons de hoop dat we misschien nog in een close-up te zien zouden zijn, maar die bleek achteraf ijdel.
v.l.n.r. Wolter Gratama, Addy Scheele, Simon Blazer, Rudolf Blesing, een Britse figurante, Harry Hulst
De dansende figuranten in de scène bleken allemaal Brits en ik heb met bewondering gekeken naar de discipline van deze vakmensen. Als er overleg plaatsvond met bijvoorbeeld de regisseur en de twee hoofdrolspelers Renée Zoutendijk en Derek de Lint, dan stonden niet alleen de camera’s stil, maar ook de figuranten bleven als bevroren in dezelfde danshouding staan om pas weer bij “Action” te gaan bewegen. Ook viel het ons op, dat er een hele ploeg constant bezig was om alle kaarsen aan de wand te doven en weer aan te steken en bij “Cut” weer te doven, enzovoort. Het doel daarvan drong even later tot me door.
Als de kaarsen bleven doorbranden tijdens een “Cut”, dan zouden plotseling alle kaarsen een stuk kleiner zijn in de eindmontage.
Dat wordt continuïteit genoemd in de filmwereld en daar ziet een speciale ploeg op toe.
Het was een unieke belevenis, ook al zat er geen close-up in en al is de filmcarrière hier geëindigd.
Maar we hebben de foto’s nog, en de film!
De muziek
Het repertoire van Pluche bestond uit een waaier aan stijlen: licht klassiek, Weens, Hongaarse en Roemeense zigeunermuziek, tango, ragtime, opera en operette en begeleidingen van solisten zoals Nellie van der Sijde, Marjol Flore, Marco Bakker en de Britse mondharmonicaspeler Tommy Reilly.
Dit is de enige foto die ik heb van een optreden met Pluche.
Vlak achter 'Stehgeiger' Willem Wolthuis is een stukje van mijn hoofd te zien. Ik ben wel hoorbaar in deze opname.
De klank en het succes van Pluche was te danken aan de individuele capaciteiten van de musici en aan de arrangementen die speciaal voor deze bezetting werden geschreven door gerenommeerde arrangeurs. Mijn voorgangers, Klaas Wiersema (Carlo Vièrez), Cor Knoop en Rob Smit, leverden arrangementen, maar ook Walter Kalischnig, Jo van Maas en James Moody schreven op maat gemaakte arrangementen. Vrijwel al het repertoire was immers oorspronkelijk voor andere bezettingen gecomponeerd.
Solistenkamer
Hilversum 4, nu NPO Klassiek geheten, zond in die tijd op zondagochtend het live programma Für Elise uit. In de Spiegelzaal van Het Concertgebouw in Amsterdam ontving presentator Hans Zoet ensembles en solisten uit de wereld van de klassieke muziek. Hans Zoet had verschillende lp’s van Pluche geproduceerd en Pluche hoorde dus bij de regelmatig terugkerende gasten. In mijn Pluchejaar heb ik daar ook een keer gespeeld.
De zaterdagavond daarvoor had ik met Rients Gratama ergens in het oosten van het land opgetreden. Zodoende reed ik met eigen auto die zondagochtend vroeg vanuit Enschede, waar ik bij mijn ouders had geslapen, naar Amsterdam.
Toen ik me bij Het Concertgebouw meldde als pianist van Pluche, werd er tegen me gezegd:
“Gaat u maar naar de solistenkamer.”
Ha, die zin alleen al. Heel even voelde ik me opgetild, maar ik was en ben realist genoeg om daarvan niet meteen naast mijn schoenen te gaan lopen.
Toen ik even later op het toilet van die solistenkamer zat, bedacht ik me welke beroemdheden hier allemaal in dezelfde houding hadden gezeten. Virtuozen als Arthur Rubinstein, Yehudi Menuhin, Vladimir Horowitz en jazzgrootheden als Dizzy Gillespie, Nat King Cole, Count Basie. Het duizelde me toen ik me realiseerde dat ik nu dezelfde ervaringen op dit intieme plekje met deze grootheden deelde. Want ja, daarin verschillen grote sterren en gewone stervelingen niet: als de natuur roept, dan moet iedereen daar gehoor aan geven.
Even later arriveerden de andere musici van Pluche om zich te verkleden en konden we aan de microfoonrepetitie beginnen.
Twee pianisten
Door de tournee met Rients Gratama, met wie ik in seizoen 1981-82 nog optrad, wisselden Rob Smit en ik elkaar af bij de concerten.
Het gevolg was dat Pluche de ene keer speelde met een pianist die al zo’n 20 jaar samen met Willem Wolthuis in alle eerder genoemde stijlen had gespeeld, en de andere keer met mij zonder die achtergrond.
Al die verschillende genres hebben hun eigen aanpak. Soms zijn de pianopartijen tot in detail genoteerd. Soms zoals bij de zigeunermuziek, staan er alleen een paar akkoordsymbolen op papier. Dan wordt er een beroep gedaan op je improvisatievermogen. Daarom is deze baan minder geschikt voor een klassieke pianist, en dat geldt ook voor een jazzpianist die het klassieke spel onvoldoende beheerst. Veel stukken die we speelden, waren zeer agogisch. Dat betekent dat er nauwelijks sprake is van een vast tempo.
Het meandert voortdurend en dat valt niet te noteren. Samengevat, het komt neer op samenspel, feeling en een brede muzikale oriëntatie.
Een recensie waar in het, voor mij razend moeilijke, Kitten On The Keys speciale aandacht krijgt.
Hier een opname uit 1921 gespeeld door de componist Zez Confrey zelf :
Omdat ik wel voldeed aan dat profiel, had Willem mij gevraagd. Maar het gebrek aan ervaring in vergelijking met Rob Smit werkte in mijn nadeel. Daar kwam bij dat ik in die tijd ook nog een stukgelopen relatie moest verwerken. Rob Smit was bereid om de geplande concerten voor zijn rekening te nemen en ik zou dan zo vaak als mogelijk de optredens met Romanesca verzorgen. Dit kwintet gaf geen concerten, maar verzorgde achtergrond- en dansmuziek bij de wat chiquere gelegenheden in de bezetting viool, klarinet, piano, bas en slagwerk. Ook hebben Willem en ik als duo opgetreden. Het repertoire was deels hetzelfde als bij Pluche, maar er werd ook swing en dansmuziek gespeeld. De situaties waarin Romanesca optrad, waren wat informeler dan bij de Plucheconcerten met een aandachtig luisterend publiek.
Achteraf was het beter geweest als ik eerst een jaar of twee bij Romanesca had gespeeld en pas daarna bij Pluche op de pianokruk was gaan zitten.
De kennismaking met al deze stijlen en de wijze van musiceren was uiteindelijk wel een verrijking voor me.
Het kwam me daarna goed van pas bij andere ensembles zoals het zangduo Rosen für dich.
Titia Di Tolve van der Molen en Albert Kamphuis zongen opera, operette, musical en kleinkunst repertoire.
Ook bij het componeren van theatermuziek kon ik soms putten uit de ervaring die ik bij Pluche had opgedaan,
bijvoorbeeld in het nummer Trut fan in ûnbekind merk uit een programma van Leny Dijkstra de Vries.
Edison
Na mijn jaar als pianist bij Pluche hield de samenwerking niet op. Met Romanesca trad ik nog een paar keer op en bij een aantal grammofoonplatenproducties, waarvoor ik de arrangementen schreef, speelden de strijkers van Pluche, soms aangevuld met collega’s uit het Noord-Nederlands Orkest.
Links Marjol Flore en Piet Rikkers tijdens een concert.
Rechts de hoes van de LP Doch ich leb met een door Willem Wolthuis geschilderd portret.
In dit nummer Ich möchte glücklich sein van de lp Doch ich leb‘ van Marjol Flore koos ik voor een complete Pluche bezetting aangevuld met accordeon, altsax en een synthesizer - voor het draaiorgeleffect. Ik vond dat het beste passen bij de tekst en het karakter van dit oorspronkelijk door Fien de la Mar in het Nederlands gezongen nummer. Deze lp was bedoeld voor de Duitse markt, maar is daar nooit uitgekomen. De wegen van de platenindustrie zijn soms ondoorgrondelijk.
Wel kreeg de plaat tot onze verrassing een Edisonnominatie in Nederland.
Toch weer met Pluche op tournee?
In 1986 vroeg Willem of ik zou voelen voor een tournee met Joke Bruijs, begeleid door Pluche in het theaterprogramma Hemelsbreed. Rob Smit had het te druk met andere activiteiten.
Pianist Wouter de Koning is op deze poster te zien onder de M
Inmiddels speelde ik net bij Bob Kelly, een allround amusementsorkest dat een behoorlijk bezette agenda had.
Omdat dit kwartet met deze bezetting wel eens een langdurige succesformule zou kunnen worden, voelde ik er niets voor om deze kans op te geven voor een tournee die slechts een seizoen zou duren. Collega pianist Wouter de Koning, ook uit Groningen, voelde hier wel voor, dus dat was snel opgelost. Wouter heeft na dit programma nog een aantal jaren met Joke samengewerkt in haar soloprogramma’s.
v.l.n.r. Addy Scheele - Jur Eckhardt - Kees Alkema - Bas Konigers
Als arrangeur werkte ik wel mee aan Hemelsbreed en dat resulteerde in acht arrangementen, waaronder een paar composities van Harry Bannink.
Onlangs vond ik bij het archiveren van mijn cassettebandjes de oerversie van Boerenkost terug.
Harry zingt dit zelf als voorbeeld voor Joke en voor mij als arrangeur. Zowel de tekst van Jan Boerstoel als de noten van Harry getuigen van zulk hoogstaand vakmanschap dat ik het hier plaats als eerbetoon.
Van het programma Hemelsbreed zijn, voor zover mij bekend, geen opnames gemaakt.
Juist deze oervorm geeft een kijkje in het ontstaansproces van zulk theaterrepertoire en het enthousiasme waarmee Harry zingt en speelt, is aanstekelijk.
Druk, druk, druk
Het orkest Bob Kelly begon het steeds drukker te krijgen in de tweede helft van de jaren ‘80 en daarom had ik geen tijd meer voor Romanesca. Bovendien kreeg ik een baan als docent aan het Leeuwarder conservatorium, dat later fuseerde met Groningen. Een drukke tijd, want inmiddels speelde ik ook alweer met Rients Gratama in een duobaan met Peter Sijbenga.
We schreven gedrieën de musical Mata Hari en ik zette de eerste stappen op het gebied van audiovisuele producties als zelfstandig ondernemer.
Een zeemeermin in Olst
In 2008 kreeg ik een telefoontje van bassist Tim Nobel met de vraag of ik kon spelen in een In de Wei-concert met het Nederlands Symfonie Lite Orkest. Op de poster was waarschijnlijk onvoldoende ruimte voor de volledige naam en daarom koos de vormgever voor de afkorting Ned.Sym. Lite Orkest. Tim speelde in die tijd in Het Orkest van het Oosten, dat zich net een internationaler klinkende naam Netherlands Symphony Orchestra had aangemeten. In het binnenland trad het op als Nederlands Symfonieorkest. Tim had met enkele musici uit het orkest een ensemble samengesteld dat zich richtte op een lichter repertoire, vandaar de toevoeging Lite.
Voor dat concert zou ik pianospelen, Tim contrabas en Willem Wolthuis viool. Dat was het, een trio dat werd aangekondigd als symfonieorkest, terwijl er maar één musicus uit dat orkest bijzat!
We moesten ook een zangeres begeleiden en zelf wat zigeunermuziek en swing spelen. Het vond plaats op De Haere, een kasteeltje bij Olst in Overijssel. Er zouden meerdere acts optreden.
Op een fietstocht langs de IJssel ben ik nog even langs De Haere gereden om een foto te maken van het legendarische podium.
NB je ziet een trap naar het bordes(je) waar we speelden met z'n drieën.
Het publiek zou letterlijk in de wei zitten en het orkest kreeg een podium aangeboden op het bordes. De andere acts zouden plaatsvinden op het terras daaronder.(zie foto) Daar waren mensen druk bezig met decorstukken van papier-maché, waaronder levensgrote giraffes, olifanten en palmbomen. De huurpiano stond keurig klaar op het bordes, maar er was een kleinigheidje: de pianist paste er niet achter. Het podiumpje was te klein voor het drie man sterke symfonieorkest.
In de tussentijd pakten zich steeds dreigender wolken samen boven het ludieke gebeuren. De creatiecoördinatoren van het evenementenbureau stonden druk te bellen, naar de lucht te kijken, te gebaren en te overleggen.
Jawel, openluchtconcerten in Nederland, dat is de goden tarten.
Intussen had Willem de oplossing bedacht voor het krappe podiumprobleem. De piano werd met de toetsen naar de deuropening gezet zodat ik binnen zat, terwijl Tim en Willem aan weerszijden van de piano buiten stonden te spelen.
Het publiek had inmiddels plaatsgenomen in de wei en ons werd verzocht om alvast te gaan spelen. Het eerste nummer hebben we maar half gespeeld, want toen begon het te regenen. Je gaat niet met dure instrumenten in de regen staan, dus Tim en Willem schoten halsoverkop naar binnen. De mensen met de giraffes, olifanten, palmbomen en ander kwetsbaar spul wisten ook niet hoe vlug ze alles binnen moesten krijgen.
Binnen, in de kleine zaal achter het bordes, verzamelde zich intussen steeds meer publiek, want de regen viel in watergordijnen neer. Dit ging nog wel even duren. Hoewel publiek best wat overheeft voor de cultuur, is doorweekt in steeds natter gras zitten iets te veel gevraagd.
De zangeres had zich intussen verkleed als zeemeermin, want zo ging ze straks optreden. Het glimmend blauwgroene kostuum liep naar beneden taps toe om te eindigen in een lange over de vloer slepende vissenstaart, al met al lastig als je nog moet lopen. Iets van een afneembaar onderstuk of een rits zou praktisch geweest zijn. Nu schuifelde ze voetje voor voetje door de ruimte die op een scène uit een film van Fellini begon te lijken:
de inderhaast neergezette menagerie van papier-maché, de huurpiano die eenzaam buiten in de regen wachtte, de regelneven van het evenementenbureau die het ook niet meer wisten, maar toch deden alsof ze in control waren, de schuifelende zeemeermin met haar vissenstaart in de hand en wanhoop in haar ogen, terwijl de ruimte zich vulde met waterdamp afkomstig van het publiek dat zijn heil binnen zocht.
Uiteindelijk is de piano het kasteeltje in gesleept en hebben we toch nog gespeeld en de zangeres begeleid. Het was mijn laatste concert met het repertoire van Pluche/Romanesca en het was leuk om dit weer eens met Willem te spelen.
Maar het was ook het zoveelste staaltje van onvermogen en gebrek aan realiteitszin bij zo’n evenementenbureau dat er maar niet aan wil dat we in een zeeklimaat wonen.
Groningen 13 - 3 - 2025